Onthullen

Subjectiviteit toelaten
Omdat het kleurverhaal bestaat bij de gratie van de interactie tussen de onderzoeker/ontwerper en de participant, moet aan het ophalen van kleurverhalen veel aandacht worden geschonken. Want in het medium, in die tussenruimte, ontmoeten beide spelers elkaar.

Hoe kan ik subjectieve kleurervaringen onthullen?

Alvorens die vragen te beantwoorden ga ik eerst bij filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951) te rade. Hij laat in zijn postuum gebundelde overpeinzingen Over kleur (2017) zien dat we subjectiviteit aan onze beschrijving van de wereld kunnen toevoegen. Op het moment dat je persoonlijke herinneringen en (toevallige) associaties tijdens het waarnemen van een kleur toelaat, constateer je dat het je waarneming beïnvloedt. Anders gezegd, je neemt pas werkelijk waar wanneer die subjectieve beleving aanwezig is. Of in de worden van Wittgenstein: ‘Waarnemen is niet hetzelfde als beschouwen of aankijken. “Beschouw deze kleur en zeg waaraan zij jou herinnert”. Verandert de kleur, dan beschouw je niet meer welke ik bedoelde. Men neemt waar om te zien wat men niet zou zien als men niet waarnam’. Kortom, het toevoegen van de persoonlijke beleving aan onze notie van kleur is geen denkspelletje, maar een realiteit: pas als subjectiviteit wordt toegelaten, nemen we werkelijk waar. Kleur kan niet bestaan zonder die persoonlijke beleving.

Waarnemen is niet hetzelfde als beschouwen of aankijken. “Beschouw deze kleur en zeg waaraan zij jou herinnert”. Verandert de kleur, dan beschouw je niet meer welke ik bedoelde. Men neemt waar om te zien wat men niet zou zien als men niet waarnam.”

Ludwig Wittgenstein / Over Kleur (2017)

Een persoonlijke beleving van kleur en een persoonlijke relatie met kleur kan je heel goed vangen in een kleurverhaal. Want in een verhaal mogen associaties, herinneringen, dromen en ander vormen van verbeelding vrijelijk naast elkaar worden geplaatst. Ik onderscheid in mijn onderzoek twee opvattingen van kleur, die beide een aanleiding voor een kleurverhaal kunnen vormen: een visuele kleur en een conceptuele kleur. Visuele kleur neem je waar in een kijkcontext – je kijkt naar iets, dat zich op een bepaalde plek bevindt, door zon of kunstlicht verlicht met een specifieke intensiteit. Een conceptuele kleur is allereerst een idee, een kleur die alleen in je gedachten en in je geheugen bestaat. De laatste roept de eerste op: een conceptuele kleur roept een kleurervaring van een visuele kleur op. En dit ‘oproepen’ vindt vervolgens plaats in een constellatie van taal, herinnering en associatie.

Om kleurverhalen te onthullen, of op te roepen, heb ik verschillende experimenten uitgevoerd. Twee methoden wil ik hier specifieker toelichten.

Het kleurendagboek
In navolging van het eerder uitgevoerde experiment met de kijkkoker op het marktplein ontwierp ik in oktober 2019 de volgende probe: ‘Welke kleuren heeft jouw dag?’ Ik wilde de techniek van het aandachtig kijken naar kleur koppelen aan de associaties die deze kleur oproept. Zo hoopte ik meer inzicht te krijgen in de subjectieve ervaring van kleur.

De participatieve onderzoeksmethode Cultural Probes genereert ideeën voor een ontwerp door persoonlijke data door participanten zelf te laten verzamelen en deze weer in het proces te investeren. Participanten ontvangen van de ontwerper een toolkit met gereedschappen waarmee zij door middel van specifieke opdrachten bepaalde gebeurtenissen, gevoelens en ervaringen kunnen vastleggen. Nadat ik een oproep voor deelname op mijn Instagrampagina plaatste, boden tweeëndertig mensen zich voor dit experiment aan. Het basisgegeven was eenvoudig: focus jezelf vijf dagen lang, drie keer per dag op steeds weer een andere kleur in je omgeving en leg deze vast volgens de methode die ik heb ontworpen. In een envelop die ik hen toestuurde, had ik een dagboek bijgesloten, een reeks vragen, 160 kleurenstalen en een handleiding. Ik vroeg hen dat dagboek bij te houden en de data in te vullen: ‘Bekijk je omgeving met aandacht, focus op de plek waar je op dat moment bent, laat je ogen het werk doen, wat zie je allemaal om je heen?’, zo luidde mijn aansporing.

The artist-designer approach is openly subjective, only partly guided by any “objective” problem statement. Thus we were after “inspirational data” with the probes, to stimulate our imaginations rather than define a set of problems.”

Gaver, Dunne, Pacenti / Design: Cultural Probes (1999)
Kleurstalen uit de toolkit
Kleurstalen uit de toolkit

Vervolgens kozen de participanten een kleur die op dat moment voor hen het meest opvallend was. De volgende stap was om met gebruikt van de kleurstalen de kleur te vinden die het dichtst in de buurt kwam van de waargenomen kleur. ‘Knip deze uit en plak deze in het dagboek en beantwoord de vragen in het dagboek’. De eerste vragen gingen over het zien en kiezen van de kleur en de juiste kleurstaal.

  • Op welke dag heb je deze kleuren vastgelegd?
  • Op welk tijdstip heb je deze kleur vastgelegd?
  • Waar zag je deze kleur? (Denk aan plek, ruimte, object, enzovoorts.)
  • Waarom heb je deze kleur gekozen?
  • Komt de kleurstaal overeen met de door jouw gekozen kleur?
  • Zo niet, waar zit het verschil in? (Bijvoorbeeld lichter of donkerder, meer rood of grijs, enzovoorts.)

Dit deel vraagt om meerdere niveaus van aandacht voor kleur. Door drie keer per dag zeer aandachtig te kijken naar de omgeving waarin je je bevindt en een keuze te maken voor de kleur die jou het meest opvalt, breng je jezelf in een staat van opperste concentratie. Vervolgens werden de bevindingen ook nog eens gematcht met een van de gegeven kleurstalen. Dit is een uiterst intensief proces.

Een volgende reeks vragen bevroeg de beleving van de kleur en de persoonlijke relatie tot de gekozen kleur.

  • Doet deze kleur je ergens anders aan denken? (Maak gebruik van associaties, herinneringen, gevoel en materiaal.)
  • Welke naam zou je deze kleur zelf willen geven?
  • Kan je je keuze toelichten?

Dit experiment resulteerde in een kleurrijke verzameling dagboeken waaruit bleek dat de participanten niet alleen veel tijd hadden genomen om met aandacht naar kleur te kijken, maar ook dat ze hun associaties, zelfbedachte kleurnamen en opvattingen over de kleurselecties van hun dag met een enorme toewijding hadden vastgelegd. De kleurverhalen waren intrigerend. Bijvoorbeeld, ik stelde vast dat er bij een participant een fantasievolle relatie was ontstaan tussen het zien van een beige kleur, de persoonlijke associatie met een pleister en vervolgens de invloed van de associatie op het toekennen van een kleurnaam ‘licht perzik’. Een andere participant nam een kleur op een vrachtwagen waar, om half zes in de namiddag. De kleur riep een herinnering op aan gordijnen uit een vroegere kamer. Dat complex van observaties en herinneringen riep de naam van de kleur op: ‘vies geel’. Een ander zag een plastic tasje op de markt, buiten, om half drie in de middag, en het tasje riep een associatie op met dolfijnen. In die context verwierf de kleur de naam ‘helderblauw’. Dezelfde kleur blauw werd vastgelegd in een ander dagboek, onder de naam ‘you tube’ waargenomen om tien uur in de avond, liggend op het sportmatje, terwijl de gedachte aan ‘pijn in de nek’ aan de kleur werd gekoppeld.

Wat kon in concluderen? Hoewel iedereen dezelfde kleurstalen had gekregen, werden de kleuren in verschillende contexten totaal anders ervaren en benoemd. Deze mate van variëteit – bepaald door persoonlijke ervaringen en het zelf benoemen van een kleur – toont aan dat generieke duidingen van een kleur, zoals die doorgaans in branding of kleurpsychologie worden toegepast – volledig voorbijgaan aan de persoonlijke beleving van kleur. Met andere woorden, wij krijgen een ‘corporate’ en hiërarchisch gebruik van kleur over ons uitgestort, dat op geen enkele wijze rekening houdt met de wijze waarop wij kleur dagelijks beleven. De door mij ontworpen probe laat zien dat er ruimte is die persoonlijke invulling deel uit te laten maken van de ontwerppraktijk.

Dit experiment laat zien:

  • Het inzetten van een probe zich goed leent om subjectieve ervaringen op te halen omdat de nadruk ligt op het verzamelen van persoonlijke data;
  • Dat een kleur bij verschillende mensen onder dezelfde of verschillende omstandigheden andere gevoelens oproept;
  • Dat participanten vrij eenvoudig een koppeling kunnen maken tussen wat zij in eerste instantie waarnemen (zonder associaties toe te laten) en in tweede instantie waarnemen (wanneer ze associaties toelaten).

Hand en Hoofd
Socioloog en cellist Richard Sennett gaat in zijn boek De Ambachtsman (1997) in op het belang van vakmanschap voor de moderne tijd. Sennett denkt dat het succes van de Verlichting niet te danken is geweest aan de invloed van grote filosofen en de denkbeelden van verlichte elites. De Verlichting heeft juist vorm gekregen in de werkplaats, waar meesters, gezellen en leerlingen elkaar schoolden in ideeën, praktijken en technieken. In de werkplaats leerden ze respect op te brengen voor de vruchten van hun arbeid, voor collega’s, en ontwikkelden ze een liefde voor gereedschap en de werkplaats. En ondertussen bespraken ambachtslieden met elkaar hun plaats in de wereld. De hand kan niet zonder het hoofd; het hoofd kan niet zonder de hand. Sennett is de peetvader van de zogenaamde tienduizend-uur-theorie: voor de vakbekwame uitoefening van een ambacht heb je minstens tienduizend uur leertijd nodig (of je nou cellist bent of meubelmaker).

Begin januari 2020 ontwikkelde ik de eerste Color Mixing Zen Club (Rotterdam). Mijn participanten waren twee groepjes studenten van de Master Design aan de Hogeschool van Kunsten te Bern, Zwitserland. De denkbeelden van Sennet spelen in mijn eigen ontwerppraktijk reeds een grote rol bij het uitvoeren van kleurstudies waarin ik door verschillende materialen te gebruiken de werking van kleur onderzoek. Ik wilde onderzoeken hoe ik hand & hoofd – het werken met kleur en het denken over kleur – ook kon integreren in een eigen methode voor het onthullen van kleurverhalen. Ik ontwierp dit als volgt; op een tafel lagen drie grote vellen wit papier. Er was verf in rood, geel, blauw, zwart en wit. Penselen en mengbakjes. Aan het begin van de bijeenkomst sprak ik met mijn participanten de spelregels door. Elke sessie duurt een uur; we mengen verf en werken alleen met onze handen; het enige gespreksonderwerp tijdens het maakproces is kleur. Zodoende vormden we een club van gelijkwaardige onderzoekers.

Colour Mixing Zen Club / 2020
Film still van de Colour Mixing Zen Club
Film still van de Colour Mixing Zen Club

Het spreken over kleur kon verschillende richtingen opgaan en verschillende gedaantes aannemen. Om de sessie op gang te brengen vroeg ik de participanten naar de rol die kleur speelt in hun ontwerppraktijk. “Hoe kom je tot bepaalde kleurkeuzes?” “Heb je een lievelingskleur?” In het verloop van de sessie ontstond er een meer organische uitwisseling van inzichten en kennis over kleur waarin ik niet langer de interviewer was, maar we samen in dialoog gingen en een gelijkwaardig gesprek mogelijk maakten. Terwijl we over deze onderwerpen spraken werd de verf gemengd. Soms diende het mengen als een duiding van de kleur waarover we spraken. Soms was het een toevallige kleurmenging die gedachteloos ontstond en die bepaalde associaties over een kleur opriep en herinneringen aan een kleur opwekte.

Halverwege de sessie verplaatste het gesprek zich naar de kleuren van je jeugd: Is er een bepaalde kleur die je je nu nog kunt herinneren? Hoe zag deze kleur eruit? Zo vertelde een participant dat ze een herinnering had aan de gekleurde zomerschoenen uit haar kindertijd. Volgens haar waren deze van een bijna lichtgevende geelgroene kleur die in de zon gebleekt was. Ze vertelde over deze kleur en ik vroeg haar, terwijl ze vertelde, de kleur van haar herinnering ter plekke te mengen. Dat bleek nog niet zo makkelijk. Uiteindelijk lukte het haar om de juiste kleur te vangen door deze op te bouwen uit meerdere gemengde verflagen. De zoektocht in haar herinnering om de kleur in woorden aan ons mee te delen en het gelijktijdig visueel overbrengen door het mengproces bleek een intrigerende visuele en intellectuele zoektocht. De herinnering aan die specifieke kleur en aan de momenten dat zij deze schoenen droeg als kind kwamen enorm tot leven. Haar visuele beleving van de kleur en de herinnering was bijna extatisch. De koppeling van hand & hoofd, of anders, die onlosmakelijke verbinding tussen denken en doen, leverde bijzonder resultaten op.

Is dit het leerproces waarin hand & hoofd elkaar samen opstuwen naar vakmanschap? In de reflectie op de Colour Mixing Zen Club als methode gaven de participanten aan dat het gezamenlijk inzoomen op een onderwerp voor een extreem sterke concentratie zorgde. De handeling van het mengen van de acrylverf, het bijna meditatieve werken met het materiaal, en het blijven zoeken naar de juiste mengvorm droegen allen evenredig bij aan dit moment van afzondering, aandacht, concentratie en ontspanning. De openheid van het gesprek en het feit dat ‘kleur’ het gesprek een bepaalde richting opduwde, werd als prettig ervaren. De participanten gaven aan zich nu veel bewuster te zijn van hun houding ten opzichte van kleur, maar kritischer te kijken naar de rol die kleur speelt in hun ontwerppraktijk.

Colour Mixing Zen Club / 2020

Dit experiment stuwde mij naar de volgende (voorlopige) conclusies :

  • Zorg voor een (veilige) sfeer van openheid waarbinnen ervaringen kunnen worden gedeeld;
  • Praat tijdens het werken en werk tijdens het praten – laat hand & hoofd een bondgenootschap aangaan;
  • De afwisseling van visuele kleur en conceptuele kleur bieden een ingang tot kleurverhalen;
  • Verdieping van inzichten is niet alleen een intellectueel proces, maar ook een ontwerppraktijk;

Vanuit beiden experimenten concludeer ik dat het ontwerp van methoden om kleurverhalen te onthullen aan een aantal voorwaarden moet voldoen. In het ontwerp van de experimenten, tools en methode moet voldoende tijd, rust en concentratie worden gegarandeerd. De methoden zijn er op gericht actief naar associaties, herinneringen en ervaringen te vragen. Door een moment van uitwisseling te ontwerpen wordt het onthullen van kleurverhalen een interactief, co-creatief proces.

Bronnen
Ludwig Wittgenstein, Over kleur (Boom uitgevers Amsterdam, 2017), p. 101

Bill Gaver, Tony Dunne, Elena Pacenti, Design: Cultural Probes (Interactions, 1999), p. 25

Richard Sennett, De ambachtsman, de mens als maker (J.M. Meulenhoff, 2016)