Aandacht
Kijken en zien
Schrijver en natuurwetenschapper Philip Ball opende het online-symposium A New Vision for Color Education (Yale, 2020) met een stevige stelling: ‘Het leren van de taal van kleur is leren hóe je moet waarnemen’. Dat klopt, want kleur moet je zien en zien moet je leren. Ball spoort ons aan beter te kijken, bewuster te kijken en nauwlettender te registreren. Overal waar we ons bewegen zijn we omgeven door kleur. Alles heeft kleur. De natuurlijke omgeving heeft kleur, de ruimte waarin we ons bevinden heeft kleur, en alle objecten en producten waarmee we ons omringen hebben kleur. Kleur is zo alledaags en zo alom aanwezig dat we vergeten of ons nauwelijks realiseren hoe sterk onze staat van zijn door kleur wordt gevormd. Zelfs onze taal en onze herinneringen drijven op kleur. Als Philip Ball doceert dat we moeten leren werkelijk waar te nemen, dan vraagt hij ons meer bewust te zijn van de wereld van kleur. Want hoe vaak staan we écht stil bij de kleuren die we zien? Zien we, wanneer we ons in een stedelijke omgeving bevinden, slechts beton en cement, of ontdekken we een enorme variatie en rijke schakering van grijze tinten? En zijn de bomen en planten in onze tuin werkelijk groen, of gaat er achter de notie ‘groen’ in feite een intrigerend patroon van verschillende kleuren, tinten en schakeringen schuil?
Learning the language of colour is learning how to see.”
Philip Ball / Why Color?
‘Color must be seen’, merkte Walter Benjamin op in één van zijn kleur-aforismen die werden gepubliceerd in Selected Writings 1913-1926. Het kijken zélf maakt deel uit van de essentie van kleur – om kleur te zien moet je voor kleur open staan. In zijn studie On Color (2018) laat literatuurhistoricus David Scott Kastan zien dat de waarnemer zelf een onmisbare factor is in het zien en het bepalen van kleur.
Kijk bijvoorbeeld naar de wijze waarop hij rozen beschrijft:
“If roses are red, it would be nice if they had the decency to stay that way.
It would, therefore, be better if we could say that the perceiver’s role merely reveals the color of the roses rather than serves as a necessary part of what constitues it […]
A perceiver is necessary for there to be a color, not just see one.
Without a perceiver there are only roses.“
Maar hoe beoefen je zo’n aandachtige blik? Is zo’n manier van kijken een aangeboren gave of kun je die manier van kijken (aan)leren? Hoe kan je kijken naar kleur en kleur tegelijkertijd zien?
Hoe kan ik als ontwerper het zien van kleur versterken?
Zien is aandacht geven
André Platteel is de oprichter van het Your Lab, een platform waarin gezamenlijkheid en verbinding centraal staan. Na zijn burn-out realiseerde de voormalig marketeer zich dat hij zijn leven opnieuw vorm moest geven. In zijn essay The Colour of Attentiveness (2011) beschrijft hij hoe een intens bewustzijn en een bewust aanwezig zijn bijdragen aan het beter ervaren van kleur in onze omgeving. Indien we leren vaker en meer opmerkzaam te zijn, bewuster in het leven te staan, dan ontdekken we dat de intensiteit van kleurwaarneming alles te maken heeft met de mate van aandacht die we kunnen opbrengen. Aandacht zorgt ervoor dat we kleuren dieper ervaren, echter, omvattender. Zijn holistische benadering lijkt geworteld in de diepe ecologie: een opvatting van natuurbeleving die open staat voor spirituele dimensies. Indien je erin slaagt elk moment in je leven aandacht te geven, zal je je vroegere kleurassociaties loslaten, beweert Platteel. Daarom zou in elke kleurstudie ‘attentiveness’ de grondhouding moeten zijn. Pas dan kom je tot nieuwe inzichten.
Platteel bevestigt mijn opvatting dat het loslaten van verwachtingen en vastgeroeste aannames over kleur noodzakelijk is voor het zien van kleur. Dat inzicht werd mede bevestigd in een aantal experimenten die ik eerder uitvoerde. Op een druilerige dag in de herfst van 2019 sprak ik toevallige voorbijgangers aan op de markt van Rotterdam. Ik vroeg hen de kleur te noemen die hen opviel. ‘Grijs!’, luidde het meest geuite antwoord. Inderdaad, het grijs van het miezerige weer was alomtegenwoordig. Omdat ik vooral geïnteresseerd ben in kijken – in het zien, voelen en beleven van kleur – moest ik ontdekken hoe ik hun ervaring van kleur kon versterken. Of anders, hoe kon ik hun aandacht vergroten? Hoe kon ik voor meer ‘attentiveness’ zorgen? Ik trok een kijkkoker uit mijn tas en vroeg hen door de kijker te turen en opnieuw de kleur te noemen die hen opviel.
‘Willem’, zei de eerste participant, een heer op leeftijd, die in zijn kijker een feloranje luifel zag. ‘Willem, zoals de koning’. Een tweede deelnemer, een scholier, stelde vast dat ze met de kijker voor haar oog nog steeds vooral grijs zag. Ik moest haar prikkelen en vroeg haar of ze een lievelingskleur had. ‘Nudes’, zei ze, een variatie van poederige tinten, van beige tot roodbruin. Nadat ze haar voorliefde voor die kleur had bezongen, vroeg ik haar nogmaals in de kijker te kijken. ‘Hee, ik zie allemaal nude-kleuren!’ Plotseling zag ze hoezeer dat kleurenpalet deel uitmaakte van de omringende architectuur. De laatste participant, een vrouw, constateerde al turend door de kijker dat rood de dominante kleur was en dat die kleur deel uitmaakte van mensen in beweging. Ze zag rode paraplu’s, een rode regenjas, een rode tas – ‘Iedereen is onderweg naar ergens’, zei ze, ‘je zou er zo een verhaal bij kunnen verzinnen en er een film van kunnen maken’.
Mijn bescheiden experiment leert:
- Kleuren kunnen worden losgemaakt uit hun omgeving, mits je de blik maar weet te kaderen – kadering bevordert ‘aandacht’;
- Praten over kleur tijdens een waarneming draagt bij aan meer concentratie – met elkaar spreken bevordert ‘aandacht’;
- Dankzij ‘tools’ (de kijkkoker) kan de ervaring van kleur worden versterkt – hulpmiddelen bevorderen ‘aandacht’;
- Kleurverhalen komen tot stand in de wisselwerking tussen de onderzoeker/ontwerper en de participant – een relationele praktijk bevordert ‘aandacht’;
- Het benoemen van een kleur maakt persoonlijke associaties zichtbaar, maar persoonlijke associaties kunnen ‘attentiveness’ tegenwerken, omdat de kijker zich minder openstelt voor nieuwe ervaringen en inzichten.
Ervaringen van kleur worden versterkt door middel van aandacht. En vanuit aandacht ontstaat de eerste aanzet van een kleurverhaal. Noodzakelijk is echter wel dat je de tijd neemt voor gesprekken en dat je met aandacht naar je participanten luistert. ‘Aandacht’ geldt niet alleen voor de participant in een onderzoek, maar ook voor de onderzoeker. ‘Aandacht’ is een relationeel fenomeen.
Aandacht is spreken over kleur: kleurverhalen
Kleurverhalen ontwerpen of onthullen is een interactief, relationeel proces, waarin de onderzoeker en de participant beiden bijdragen aan het narratief van kleur. In een gesprek over kleur worden ervaringen van kleur opgeroepen en versterkt. Hulpmiddelen of ‘tools’ – zoals de kijkkoker die ik zelf gebruikte – zijn daarbij van harte welkom. In haar studie Color Problems (1901) liet de Amerikaanse kunstenaar en filantroop Emily Noyes Vanderpoel al zien hoe dit soort ‘tools’ de studie en ervaring van kleur ten goede komt. Zo ontwikkelde zij een hulpmiddel en voegde dit toe bij de publicatie – The Color Isolation Card. Daarmee zoom je in op een gedeelte van een object, waardoor kleur en object van elkaar worden gescheiden. De omgeving, het ding, het patroon of de tekst worden ontdaan van samenhang, eigenschappen en functies. Wat overblijft is een concentratie van kleur. Waar de werking van de isolatiekaart vooral gericht is op het, met aandacht, inzoomen op de aanwezige kleur werkt de kijkkoker uit mijn experiment eerder als een conversation piece. Een onwaarschijnlijk handig stuk gereedschap om een interactief, gezamenlijk gesprek over kleur en ervaringen van kleur op gang te brengen. Praten, vragen stellen, elementen benoemen, zoeken naar woorden, noteren en rubriceren helpen ons bij het meer en scherper zien, voelen en beleven van kleuren.
Geïnspireerd door een landschap kleurenstudie van Emily Noyes VanderPoel ontwikkelde ik in het voorjaar van 2020 een kijkoefening. In maart leidde de corona-epidemie tot de eerste lockdown en was iedereen aan huis gekluisterd. Vanachter de computer staarde ik naar buiten en realiseerde me plots dat het raamkozijn in feite ook een kijkkader is, een Color Isolation Card zoals je wilt – ideaal om een oefening in kijken uit te voeren.
Ik vroeg zes participanten om vanaf hun werkplek naar buiten te kijken en hun blik te richten op de kleuren die ze konden waarnemen. Vervolgens vroeg ik hen om zeven tot tien kleuren te selecteren. De keuze was vrij en kon bijvoorbeeld worden gebaseerd op de alomtegenwoordigheid van één kleur (denk aan een groot vlak), de mate waarin een bepaalde kleur extreem opvalt (zowel positief als negatief) of de min of meer toevallige aantrekkingskracht van een bepaalde kleur. Ik vroeg hen deze kleuren terug te brengen naar abstracte vlakken en ze te ordenen binnen de verhouding van het raamkozijn. Door dit ontwerp te visualiseren met behulp van een softwareprogramma op hun computer ontstond er een intrigerende serie kleurregistraties.
Een van de participanten besloot om eerst een digitale foto te maken van haar uitzicht. Deze werd ingeladen in haar computer en daarna selecteerde ze met het selectiegereedschap de kleuren in Photoshop om zo tot een kleurregistratie te komen. Maar toen ze nog een keer naar buiten keek en haar reconstructie vergeleek met het uitzicht, bleek dat deze helemaal niet overeenkwam met wat ze daadwerkelijk had gezien.
Het kleurenschema bleek faliekant te verschillen met de opzet van de eerste versie! Vervolgens besloot ze een tweede reconstructie te maken, nu wel gebaseerd op haar eigen blik en op het direct noteren van de kleuren die ze wilde selecteren. Het verschil was aanzienlijk. De kleuren waren intenser, sprekender, waarachtiger en toonden het beeld van het uitzicht dat de participant daadwerkelijk zag (of wilde zien).
Dit kijkexperiment laat zien dat je écht in het moment aanwezig moet zijn, om de kleuren te zien die voor jou een waarachtige registratie en reconstructie mogelijk maken. Als je vertrouwt op software of een digitale foto leidt dat blijkbaar tot een slap aftreksel. Dat is interessant: zien vraagt aandacht, vertrouwen op je eigen oordeel, met je eigen lichaam. Pas dan kan een persoonlijk kleurenverhaal vorm krijgen.
Zien
Kijken wordt pas zien als je je bewustzijn van je omgeving weet te vergroten en ruimte creëert voor aandacht. ‘Attentiveness’ van Platteel is een mooi concept – het zou de missing link tussen kijken en zien kunnen zijn. Maar aan de notie kleeft de weg naar individuele bewustwording en zelfverlichting. Daarom zou ik twee aspecten aan mijn onderzoekspraktijk willen toevoegen: een empirische en een relationele. ‘Aandacht’ wordt dan een relationele praktijk waarin de onderzoeker/ontwerper én de participant samen een domein openen waarin kleur kan worden geëxploreerd en kleurverhalen kunnen worden opgetekend.
Mijn onderzoek leert mij dat ik als ontwerper een belangrijke rol speel in het versterken van zien als bewuste actie. Omdat niet iedereen een staat van ‘aandacht’ zal kunnen of willen oproepen, is het zinvol hulpmiddelen of ‘tools’ te gebruiken en te ontwikkelen, die aandacht en focus kunnen versterken. Denk aan een eenvoudige kijkkoker, een kleurisolatiekaart of je raamkozijn. Door het ontwerpen van experimenten versterkt de ontwerper het zien van kleur bij participanten. Pas als je kleur ziet kan je erover spreken, kan je kleur een taal geven en kleurverhalen maken.
Bronnen
Philip Ball, Why Color, A New Vision for Color Education (Color Impact symposium, 6 juni 2020)
Walter Benjamin, Selected Writings 1913-1926 (Harvard University Press, 1996), p.48
David Scott Kastan, Stephen Farthing, On Color (Yale, 2019), p. 30
André Platteel, The colour of attentiveness, Colour in time (redactie Anne van der Zwaag; Jan Brand, ArtEZ Press : Terra Lannoo, 2011), p. 6