Kleurconcept

Het vertrekpunt van mijn onderzoek was de vraag of het mogelijk is subjectieve ervaringen van kleur te vertalen naar een objectieve kennis over kleur. Mijn onderzoek wees uit dat het antwoord ‘Nee!’ moest luiden. Bovendien, zo realiseerde ik me in de loop van mijn masteronderzoek, was zo’n vorm van objectiviteit helemaal niet nodig. Ik ontdekte gaandeweg dat de wereld van kleur een rijke, veelvormige wereld is, waarin mensen kleuren op een individuele wijze beleven en een persoonlijke relatie met kleuren aanknopen. Onze fantasieën over, associaties met en herinneringen aan kleuren vormen een mooi palet dat zich geweldig leent voor nieuw bewustzijn van kleur. Critici zullen zeggen: ‘Zo maak je kleur wel erg ongrijpbaar’. Maar is het niet schitterend om zo’n steeds weer veranderend, ongrijpbaar fenomeen als kleur gewoon in zichzelf te accepteren en die veelvormigheid juist te respecteren?

Hoewel een kleurtheoreticus als Josef Albers in Interaction of Color (2013) zich voornamelijk bezighield met de optische werking van kleur, maakte hij ook openingen naar de verbeeldingskracht. In zijn notie van ‘aanschouwing’ worden kijken en beleven samengebald tot één principe. Ik ontdekte hier een geweldige overlap met mijn eigen belangstelling voor kleur en de subjectieve beleving van kleur. Ook ik wil verder gaan dan louter kijken en streven naar een veelomvattende kijk op het leven, waarvan verbeeldingskracht en fantasie deel uitmaken. Zo ontwierp ik de praktijk van de kleurverhalen.

Kleurnotitie / Kleurnamen / 2019

Kleur laat zich niet in schematische en verbale systemen inpassen. ”

Charles Riley

Mijn kleurverhalen zijn een alternatieve manier om de wereld van kleur in kaart te brengen. Daarbij probeer ik objectieve, hiërarchische en prescriptieve schema’s te vermijden. Immers deze dominante theorieën en de systemen, die nog steeds onderwezen worden, zijn ‘dappere’ pogingen om grip te krijgen op kleur, gebaseerd op een lange traditie van Westerse kleurenleer. Dat aan kleuren bijvoorbeeld een primaire of secundaire status wordt gegeven, vind ik aanmatigend en zelfs beledigend. De schema’s gaan volledig voorbij aan subjectieve ervaring en lijken geen rekening te houden met de manier waarop kleur zich ‘openbaart’ bij de kijker.

Ik heb de keuze gemaakt de subjectieve beleving van kleur voorop te stellen. Door veel meer aandacht te besteden aan het gesprek, de dialoog en het persoonlijke verhaal naderen het zien, voelen en beleven van kleur het domein van de narratieve journalistiek of storytelling.

Dit onderzoek was voor mij een avontuurlijke ontdekkingstocht, waarbij ik me steeds realiseerde dat het vastleggen van subjectieve ervaringen geen ‘academische’ eindconclusie of theorie oplevert. Dat wil niet zeggen dat ik geen boeiende conclusies heb verzameld. Laat ik een aantal kernfacetten van het kleurenverhaal noemen:

  • Het kleurverhaal is een verhalend, narratief model waarin kleur wel wordt gedefinieerd, maar niet objectief wordt vastgelegd in een matrix of model;
  • Met het kleurverhaal bevraag ik die vermeende objectiviteit en ken ik geen hiërarchische plaats aan kleur toe;
  • In mijn concept van het kleurverhaal is de interactie tussen de ontwerper en de participant een belangrijk uitgangspunt – mijn ontwerppraktijk is relationeel: samen geef je vorm aan de beleving van kleur;

De kijkoefeningen die ik heb ontwikkeld zijn tools – of conversation pieces – die de blik kunnen kaderen het gesprek over kleur op gang brengen, stimuleren en vastleggen in kleurverhalen.

Een kleurverhaal moet echter worden ‘onthult’, of beter, worden ontworpen. Een kleurverhaal is nooit een kant-en-klaar relaas, maar moet als het ware worden opgehaald uit de interactie tussen de ontwerper en de participant. Ik ontdekte dat drie principes in mijn methode noodzakelijk zijn, wil ik succesvol co-creatief, interactief ‘ophalen’.

  • Aandacht (en veiligheid): Het zien van kleuren moet je leren; spreken over kleur moet je leren. Als ontwerper kan ik dat proces met mijn tools begeleiden. Zo’n methode kost tijd en aandacht, ook voor de participant. Bewust aanwezig zijn en geconcentreerd in het moment zijn, leiden tot een veel grotere aandacht voor kleur. Door de participant momenten van rust te laten opnemen, kan die zich openstellen voor diens omgeving. Omdat ik om aandacht vraag – en intimiteit – realiseer ik me dat ik als ontwerper integer met mijn participanten moet omgaan;
  • Onthullen: Een kleurverhaal moet bij de participant worden ‘onthuld’. Daartoe heb ik tools en methodes ontworpen, zoals de probe en diverse werksessies (denk aan de Colour Mixing Zen Club en de door mij gecreëerde momenten waarin hand & hoofd samen worden ingezet). Omdat ik aandacht een absolute voorwaarde vind heb ik ook scenario’s ontwikkeld waarin rust en concentratie mogelijk worden gemaakt.
  • Noteren: Ik moest een vorm vinden waarin die kleurverhalen konden worden vastgelegd. Subjectiviteit is prachtig, maar als ontwerper wil ik die ervaringen graag delen met anderen en gebruiken in mijn ontwerppraktijk. Die spanning is lastig. Want ik vind dat de manier van noteren recht moet doen aan de subjectieve beleving van de participanten. In het noteren van ervaringen wil ik gebruik maken van taal én beeld. Zo ontstaat de bruikbare mengvorm die je een ‘palet’ kunt noemen.

Kortom, de door mij ontworpen methode zet verschillende tools, experimenten en werksessies in om de subjectieve beleving van kleur te noteren. Mijn methode maakt het mogelijk om persoonlijke kleurervaring door het inzetten van een gemeenschappelijke werkvorm zichtbaar te maken.

De kleurverhalen zijn een bloemlezing die mogelijke werelden en definities van kleur schetsen. Op mijn online-ruimte toon ik een verzameling van kleurverhalen, ingekleurd door de bronnen die ik bestudeerde en de experimenten die ik tijdens mijn masteronderzoek uitvoerde. Zo heb ik een digitale Wonderkamer gerealiseerd. Twee eeuwen lang, van 1550 tot 1750, was de Wonderkamer een gebruikelijke manier om verzamelingen te tonen. Tal van objecten en artefacten, zo zeldzaam, eclectisch en esoterisch mogelijk, werden door en naast elkaar geplaatst. Die veelheid vertelde een verhaal over de wereld, maar ook over de verzamelaar. Die juxtapositie van dingen moest een gesprek op gang brengen, zegt kunsthistorica Barbara Stafford: Zijn er overeenkomsten? Verschillen? Verborgen verbanden? Zo brachten de objecten en artefacten een gesprekskakofonie met elkaar en de toeschouwers op gang.

Kleurverhalen / Wonderkamer / 2021

Mijn kleurverhalen doen niet anders! In mijn Wonderkamer klinkt het gemijmer, gepraat en geklets over kleur. Geen kakofonie wellicht, maar wel een caleidoscoop, waarin kleurelementen steeds weer van plaats veranderen en steeds weer opnieuw – tijdelijk – worden geordend. Ik wil de bezoeker uitnodigen zelf ook te kijken, mee te kletsen, deel te nemen in een nieuwe, mogelijke ordening van kleuren. Uiteraard in de hoop dat we anders gaan kijken naar kleur, zelf accenten leggen en nieuwe combinaties mogelijk maken. Waarom? Omdat we de voorgekauwde kleurpatronen in kunst, design en mode een spiegel willen voorhouden. Want kleur is van ons allemaal.

Bronnen
Josef Albers, Interaction of Color (Yale University Press, 2013), p. 2

Charles Riley, Het palet en de tabel, Kleur (kaAp, 2002), p. 117-118. Vertaling door Eva Gonggrijp van: The Palette and the Table, Color Codes: Modern Theories of Color in Philosophy, Painting and Architecture, Literature, Music, and Psychology (Hannover and London, 1995)